Toen ik in verwachting was van mijn oudste kind, begreep ik al gauw dat je niet te lang moest wachten met het vinden van geschikte opvang. Nog amper gewend aan het idee dat we als ouders door het leven zouden gaan, oriënteerden we ons op de verschillende soorten dagopvang. Inderdaad, we bleken met gezwinde spoed een keuze te moeten maken. Overal wachtlijsten en zorgelijke gezichten. Snel inschrijven, anders geen plek was de boodschap. Dus, in een paar avonden tijd bedachten we hoe wij het zouden gaan regelen. Eén van de oma’s – ook nauwelijks aan het idee gewend – bood enthousiast aan één dag per week te willen oppassen. Geweldig. Wijzelf zouden ook ieder één dag per week op ons nemen. Bleven er nog twee dagen over. Helder. Kwamen we bij het volgende probleem. We wisten eigenlijk nog helemaal niet waar we zouden gaan wonen. Want, we woonden eigenlijk nog helemaal niet samen! Dat wilden we wel, maar het was er gewoon nog niet van gekomen. Het kon zowel Leiden als Den Haag worden. Zo ver waren we. Tja, wat is dan wijsheid? Gelukkig was er bij het werk van mijn man een kinderdagverblijf in het gebouw. Daar kozen we dus voor. En er was gelukkig ook nog plek. Check! Dat was geregeld.
Een aantal maanden verder was het dan zover. Mijn zoontje was drie maanden, ik ging weer aan de slag. Het verbaasde me hoe simpel je het je allemaal voorstelt van te voren, als je in verwachting bent: opvang geregeld, mooi, niet meer aan denken. Klaar! Nu dacht ik daar toch een beetje anders over. Nu KENDE ik mijn kind namelijk. Nu ging het toevallig wel om MIJN mannetje, dat nog maar 3 maanden – hoor je mij?! DRIE maanden – oud was! Moest ik die hier nu achter laten?! Ik voelde me totaal verscheurd.
Gelukkig wende hij (ik!!) snel, kwamen we gauw in een ritme en bood mijn werk me afleiding en nieuwe inspiratie. Maar bij de tweede heb ik mooi wel een maandje vakantie aan mijn zwangerschapsverlof vastgeplakt. Vier maanden is toch net iets meer dan drie!
Foto: bey bey buggy